Schutsluis
Sluis voor de scheepvaart
Bij de bouw van de eerste windmolen in de 15e eeuw is een sluis (waterbouwkunde) aangelegd voor de scheepvaart van de Kamerikse Wetering. De scheepvaart was belangrijk voor de transport van goederen in de polder. Naast afvoer van landbouwgoederen uit de polder werd er stadsvuil aangevoerd. De boeren gebruikten dit om hun landbouwgrond en weiden te bemesten en op te hogen. In 1911 is de sluis vernieuwd, er kwam een betonnen sluis. Deze nieuwe sluis wordt gerekend tot de vroege waterstaatkundige betonbouw. In 1961 werd de doorgang voor schepen naar de Oude Rijn onmogelijk gemaakt door het verlagen van de brug bij De Kruipin. Veel scheepvaart was er niet meer, de sluis gedempt met grond en puin. Bij de bouw van het nieuwe elektrische gemaal in 1988 is de sluis uitgegraven. Afgezien van de houten sluisdeuren waren alle onderdelen nog intact. In de voormalige sluis liggen de twee schroefpompen met uitwateringsbuizen van het nieuwe elektrische gemaal. De sluis is na de aanleg hiervan weer volgestort. In 2006 is in de sluis de inlaatduiker vervangen door een kunststof buis die dient als vispassage.
Meer weten? Lees het uitgebreide artikel hier.
Vispassage
Bij het gemaal is een vispassage aangelegd. Deze is bedoeld als doorgang voor vissen, zo is migratie mogelijk tussen de Oude Rijn en de polders rond Kamerik. De vissen moeten bij het gemaal een hoogte van 1,5 meter overbruggen. De passage die bij het Van Teylingengemaal is aangelegd is een sluisvispassage, ze werkt zoals als een schutsluis. De passage bestaat uit een buis met twee automatische afsluiters. Deze worden afzonderlijk van elkaar geopend. Dit voorkomt een te sterke doorstroom van water. De buis wordt niet helemaal afgesloten, er blijft een zogenoemde ‘lokstroom’ die vissen aantrekt.
Verhalen over de sluis
De sluis is een onderdeel van de vaarroute van Kamerik naar elders. Elke bootreis die vanuit Kamerik ondernomen werd, passeerde in de afgelopen eeuwen de sluis.
Sinds 2008, het jaar waarin wij begonnen met de restauratie van het gemaal, hebben wij talloze verhalen te horen gekregen over het gemaal en de omgeving in de vorige eeuw. Een van de eerste verhalen was de verhuizing van de familie Kasius uit Driebruggen naar Kamerik. Die verhuizing ging per schip. De familie ging op reis met de hele huisraad aan boord. Van 9 tot 12 laden en na drie uur varen kwamen zij in Kamerik aan. De schipper was Gert Versteegt, hij was overigens niet de enige met zulke vrachtjes. Verhuizen per schip was goedkoper dan met de vrachtwagen.
Tot 1961 passeerden vooral Kamerikse schepen de sluis, dat waren een tweetal beurtschippers met een motorschip, Hilgeman met ms Kameriks Welvaren en Versteegt met ms Eben Haëzer. Daarnaast hadden de gebroeders Roest ieder nog een motorschip waarmee zand, grind en vuilnis (onder andere straatkolken-vuil uit Den Haag) werden vervoerd. En tenslotte voer de plaatselijk broodvisser Griffioen ook geregeld door de sluis. Van buiten Kamerik kwamen Van ’t Wout en Spierenburg met hun schepen af en toe de sluis door. Spierenburg kwam met een schuit vol vuilnis en die werd voorbij Kamerik gelost en het vuil als bemesting werd verspreid, zoals dat al eeuwen gebeurde in de Kamerikse polders, de zogenaamde toemak.
De beurtvaart ontstond door de noodzaak een regelmatige verbinding te hebben. Daarvoor was er uitsluitend de wilde vaart, maar de grotere vervoersstromen eisten een regelmaat, waarbij de plaatselijke overheid bepaalde wie, wat, hoe, wanneer en waarheen goederen en mensen vervoerde. Deze afspraken zorgden voor een monopoliepositie van de beurtschippers.
Ook de beurtschippers uit de omgeving van Woerden brachten niet alleen vracht maar ook mensen naar hun plaats van bestemming. Zij hadden vaste routes door de week naar Gouda, Leiden, Utrecht, Amsterdam en naar Zaandam en als je daar naar toe wilde reizen dan kon dat dus per schip.
Niet alleen de al eerder genoemde verhuizing per schip, maar ook een ander verhaal werd ons verteld. Jarenlang is het usance geweest om in de zomer een aantal zaterdagen naar Katwijk te varen. Voor een kwartje mocht je om 6 uur opstappen en dan was je voor 12 uur ’s avonds weer terug, dat betekende dat je bijna een hele dag op het strand in Katwijk zat, een dagreis avant la lettre.
Dit zijn de schippers uit Kamerik:
Gert Versteegt: Schipper en kolenboer
Gegevens schuit: 18 ton met een roef voor, 18 pk motor “Industrie” uit Alphen. Lag naast huis in Kamerikse wetering. Bodedienst op Gouda: Woensdag kaas laden van Kamerikse boeren. Donderdag leveren in Gouda kaasmarkt
Lijndienst Utrecht:Vertrek uit Kamerik vrijdagavond
Vertrek Utrecht zaterdag 07.00 uur
Cor Hilgeman
Beurtschipper.
Vader (Manus) is schipper samen met Jan Hilgeman(n).
Jan en Manus Hilgeman
Schippers. Knecht: Henk Hoogeveen na Manus
Gegevens schuiten: 1 motorschip, roef achter, 13 ton, 15 pk motor “Kromhout” Amsterdam. 1 trekvlet m.b.v. jaagtouw “haan” voortbewogen. Schuiten lagen tegenover Bakker Maarleveld in de Kamerikse Wetering.
– Maandag: Vertrek motorschip om 0.00 uur Kamerik naar Amsterdam-Zaandam-Wormerveer.
In Zaandam en Wormerveer meelfabriek”Wessanen” werd eerst diervoedermeel geladen, op de terugweg in Amsterdam pakketten. Overnachten in met 2 man in de roef.
– Dinsdag: Terug naar Kamerik. Lossen op diverse plekken.
– Woensdag: Met de trekvlet naar Woerden (Bodedienst)
– Donderdag: Met motorschip lijndienst Utrecht naar bodehuis. Vis halen voor de katholieken in Woerden
– Vrijdag: Terug naar Kamerik lossen
– Zaterdag: Met de trekvlet naar Woerden (Bodedienst)
Henk Roest met zoon Niek
Schipper (zand, grind en vuilnis). Gegevens: 1 motorschip type “Westlander”.
Klaas Roest met zoon Tinus
Schipper(zand,grind en vuilnis). Gegevens: 1 motorschip en 1 trekvlet.